Versterking van woningen als gevolg van risico op aardbevingen
Lefier heeft op basis van het Burgerlijk Wetboek (art 6:174 BW, verantwoordelijkheid van de eigenaar van een opstal) en de woningwet (art 1a, lid 1, algemene zorgplicht eigenaar bouwwerk) de verplichting om te zorgen dat het door haar verhuurde vastgoed veilig is. Deze veiligheid kan mogelijk in het geding komen door het risico op aardbevingen in een deel van ons werkgebied (zie ook Hoofdstuk 4 algemene toelichting van de jaarrekening). Door het uitvoeren van versterkingsmaatregelen kan dit risico naar verwachting worden weggenomen.

Op basis van de meest recente inzichten vanuit een rapport van de Mijnraad, waarvan de conclusies zijn overgenomen door de Nationaal Coördinator Groningen, heeft Lefier 799 woningen en 2 zorgobjecten met een verhoogd of licht verhoogd risico op instorten bij een aardbeving. Hiervan zijn 14 woningen reeds versterkt. De overige komen (na nader onderzoek) mogelijk voor versterking in aanmerking.


Op basis van het Burgerlijk Wetboek (in het bijzonder art 6:184 BW mijnbouwwet), vergoeding voor kosten voor het voorkomen van schade) dient de exploitant van het gaswinningsgebied (dit zijn de NAM en EBN) de kosten voor de schade en het voorkomen daarvan te vergoeden. Lefier gaat er dan ook vanuit dat de kosten voor het noodzakelijk versterken van haar woningen vanwege het aardbevingsrisico kunnen worden verhaald op de exploitanten.


De gezamenlijke corporaties in het bevingsgebied voeren in het vervolg van gerechtelijke uitspraken zowel in het privaatrechtelijke als publieke domein gesprekken over een vergoeding voor de waardevermindering van vastgoed als gevolg van aardbevingen. Lefier heeft de waardevermindering gebaseerd op het berekeningsmodel Invisior (gebaseerd op het model van  Prof. mr J.P. Elhorst en de heer N. Duran). Volgens dit model bedraagt voor Lefier de waardevermindering € 111,9 miljoen. Deze waardedaling is in de marktwaarde in de balans verwerkt en leidt tot een niet uit de balans blijkende activa als vordering. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft de commissie Hammerstein een advies voorbereid met betrekking tot de vergoeding van de waardedalingsschade. Bij brief van 24 april 2019 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat het advies aan de Tweede Kamer toegezonden. Een uitspraak in de schadestaatprocedure wordt niet eerder dan ultimo 2020 verwacht.

Leveringsverplichting ACM
Lefier heeft een optieovereenkomst afgesloten voor verkoop van de ACM locatie tegen een koopsom van € 3,5 miljoen. In 2016 is de optievergoeding van € 0,5 miljoen ontvangen. De 1e termijn van de optieperiode liep af per 31 mei 2018. Inmiddels is de termijn verlengd (conform optieovereenkomst totdat een uitspraak inzake een gewijzigd bestemmingsplan gedaan is en vergunning verleend is). Als tegenprestatie van de verlenging ontvangt Lefier een optievergoeding van € 5.000,- per maand. 

Vierwaarde
Vierwaarde B.V. (betreft via Lefier Holding B.V. een indirecte deelneming van Stichting Lefier waarin een aandelenbelang van 50% wordt gehouden) heeft de rechten verworven voor de afname van kavels in de Groningse wijk Meerstad. Hiervoor is een betaling verricht van € 6 miljoen. Vierwaarde verwacht dat de tegenpartij niet (geheel) aan haar verplichtingen kan voldoen en heeft deze positie volledig afgewaardeerd naar € 1. De directie van Vierwaarde B.V. heeft juridische stappen ondernomen om de rechten alsnog
te verkrijgen.

Fiscale eenheid voor de VpB
Stichting Lefier vormt met Lefier Holding B.V. een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Op grond van de Invorderingswet zijn de vennootschap en de met haar gevoegde dochteronderneming ieder hoofdelijk aansprakelijk voor ter zake door de combinatie verschuldigde belasting. In de jaarrekening van Lefier wordt een belastinglast berekend op basis van het behaalde commerciële resultaat. Door Lefier wordt met Lefier Holding B.V. via de rekening-courantverhouding afgerekend.